Toscane wordt beschouwd als de wieg van de Etruskische beschaving, die tot bloei kwam in de negende eeuw voor Christus en eindigde in de eerste eeuw voor Christus, toen ze opging in de Romeinse volkeren (Lex Iulia van 90 v. Chr.).
Tot op de dag van vandaag zijn de Etrusken door hun bijzondere karakter een fascinerend, mysterieus en modern volk. Ze worden beschouwd als het best georganiseerde volk dat de Tyrreense kust bewoonde. Ze waren zeer bekwaam in het ontginnen van minerale bronnen, het verbouwen van hoogwaardige landbouwproducten - waaronder olie en wijn-, en het opmeten en verdelen van grond. Mara ook in het fokken van vee, het toepassen van hydraulische technieken en het droogleggen van grond, in handel drijven met verre landen, navigeren, irrigeren van grond, het huishouden, en het beoefenen van krijgskunst, handwerk, kunsten, beroepen en sport.
De Etrusken gingen “wel twee keer per dag” aan tafel. De relatie tussen man en vrouw werd gedragen door het huwelijk. De vrouw had een duidelijk omlijnde sociale rol, ze deed met volledige rechten met haar man mee aan het banket. Ze zorgde goed voor haar lichaam, droeg juwelen en hield van luxe kleren, kapsels en opvallende make-up. Ze behield binnen het huwelijk haar eigen achternaam, ze had recht op een eigen graftombe en had koop- en erfopvolgingsakten op haar naam staan.
Aan de basis van het Etruskische geloof ligt het idee dan de natuur volledig afhankelijk is van de goddelijkheid. Elk natuurverschijnsel was een teken van de goddelijkheid aan de mens; die moest het interpreteren, de betekenis ervan achterhalen en zich ernaar schikken. De plekken waar religieuze rites werden gehouden moesten afgebakend, begrensd en gewijd zijn. De tijd werd bepaald door de chronologische opeenvolging van feesten en ceremonies op de heilige kalenders. Tijdens de diensten was er veel ruimte voor muziek en dans. Gebeden konden dienen als zoenoffer, dankgebed of aanroeping. Offers betroffen, al naargelang de bijzondere omstandigheden, allerlei soorten dieren (runderen, schaapachtigen, zwijnen, gevogelte), terwijl giften producten van het land behelsden: wijn, focaccia en ander klaargemaakt voedsel. Bijzonder wijdverspreid was het gebruik van votieve giften. Er waren ook altijd ‘reproducties’ van giften, die de echte vervingen (bv. dieren, beeldjes, schaalmodellen van tempels etc.).
Bij de godsdienstoefeningen nam dodenverering een speciale plek in beslag. In beginsel waren deze verbonden aan de opvatting (eigen aan andere beschavingen in het Middellandse Zeegebied) dat de overledenen die in de graftombe lag na zijn dood het leven zou voortzetten.
De situatie veranderde mettertijd en er ontstond een idee van een ‘dodenrijk’. De schaduwen van de doden kwamen in die wereld terecht, na een lange reis (afdaling naar de onderwereld), en hun lot was dat van een verblijf zonder einde, wat ook het geluk van het hiernamaals kon betekenen. Deze nieuw opvatting leidde tot de verering van de voorouders, die uiteindelijk de godheden van de familie en het huis werden. Het familiegraf werd het heiligdom van de familie en haar geschiedenis.
De belangrijkste kunstwerkjes zijn uiterst origineel en zeer karakteristiek voor de figuratieve kunst van de Etrusken. Hun terracotta en bronzen beeldjes laten zien hoe belangrijk uiterlijke decoratie is bij vereringspraktijken. Verder was er nog een rijke productie van been- en ivoorsnijkunst (voornamelijk tijdens de oriëntaliserende en de archaïsche periode) en van edelstenen met negatief reliëf. Van groot belang was de productie van keramiek, in het bijzonder van vazen van zwarte klei, die het kenmerkende kunstproduct van de Etrusken werden. Maar bij de goudsmederij vinden we de beste en originele producten van het Etruskische handwerk, vooral in de periode tussen de tweede helft van de zevende eeuw en het einde van de zesde eeuw voor Christus.
Schilderkunst vind je bij de Etrusken vooral in graftombes en begrafenismonumenten.
Het oude Etrurië was geconcentreerd rond 12 grote Etruskische steden die onderling verbonden waren, waaronder Volterra, Populonia, Chiusi, Arezzo, Cortona. Deze plekken in Toscane hebben, met hun natuurlijke omgeving en hun dodensteden, prachtige getuigen nagelaten van deze buitengewone beschaving. Ze worden goed bewaard in archeologische gebieden en musea.
Pisa en Populonia waren de twee grote havens van Noord-Etrurië. In het kustgebied bevinden zich nog andere nederzettingen in Castiglioncello, Vada, Cecina, Casale Marittimo, Montescudaio, Volterra, Piombino en Campiglia Marittima.